Historieschilderkunst is het schilderen van scènes met een verhalende inhoud uit de klassieke geschiedenis, christelijke geschiedenis en mythologie alsook het weergeven van historische gebeurtenissen uit het verre of nabije verleden.
Een historiestuk is het resultaat hiervan; een schilderij dat een afbeelding geeft van een Bijbels, mythologisch, historisch, allegorisch of literair tafereel. Het gaat meestal om een schilderij van een relatief groot formaat, waarop meerdere figuren zijn afgebeeld. De term is niet van toepassing op de Bijbelse schilderijen uit de middeleeuwen. Vanaf de renaissance, toen het afbeelden van scènes uit de Oudheid in de mode kwam, gold het genre als het hoogste in de schilderkunst. Aan deze bevoorrechte hiërarchische positie kwam pas aan het eind van de negentiende eeuw een eind.
In de Gouden Eeuw raakte de historieschilderkunst in de Republiek der Nederlanden in zwang. De voornaamste vertegenwoordiger was Rembrandt, die vooral veel Bijbelse taferelen schilderde.
Veel belangrijke Nederlandse schilders zijn geïnspireerd en beïnvloed, althans in hun beginjaren, door Italiaanse voorbeelden. Kopieën van Italiaanse meesterwerken circuleerden in de Republiek. Deze suggereerden bepaalde compositorische schema's. Ook de behandeling van licht en donker (clair-obscur), waar de Nederlanders zelf absoluut meesters in zouden worden, was voor een deel terug te voeren op Italiaanse voorgangers, met name op Caravaggio. Ook trok men zelf naar Italië om de voorbeelden met eigen ogen te kunnen aanschouwen. Als een speciale schakel fungeerden de Utrechtse caravaggisten zoals Hendrick ter Brugghen, Dirck van Baburen en Gerard van Honthorst.
In Vlaanderen was in de zeventiende eeuw Rubens de voornaamste vertegenwoordiger van de historieschilderkunst. Hij schilderde onder meer veel mythologische onderwerpen. Abraham Janssens was een belangrijke historieschilder in Antwerpen tussen 1600 en 1620, alhoewel Rubens na 1609 de leidende figuur was. Zowel Anthony van Dyck als Jacob Jordaens waren actieve schilders van monumentale historiescènes. Na Rubens' dood was Jordaens de belangrijkste Vlaamse schilder. Andere vermeldenswaardige kunstenaars die het idioom van Rubens volgden waren Gaspar de Crayer, die in Brussel actief was, Artus Wolffort, Cornelis de Vos, Jan Cossiers, Theodoor van Thulden, Abraham van Diepenbeeck, en Jan Boeckhorst.