Cosentinia vellea

Soort varen uit het geslacht Cosentinia

Cosentinia vellea is een zeldzame rotsvaren uit de lintvarenfamilie (Pteridaceae), afkomstig uit het Middellandse Zeegebied, Macaronesië en Zuidwest-Azië.

Cosentinia vellea
Cosentinia vellea
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Clade:Tracheophyta
Clade:Euphyllophyta
Clade:Monilophyta
Klasse:Polypodiopsida
Orde:Polypodiales
Familie:Pteridaceae (Lintvarenfamilie)
Onderfamilie:Cheilanthoideae
Geslacht:Cosentinia
Soort
Cosentinia vellea
(Aiton) Tod. (1866)
Cosentinia vellea, habitus
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Cosentinia vellea op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon  Biologie

Naamgeving en etymologie

  • Synoniemen: Notholaena vellea (Aiton) Desv. (1813), non R. Br., Cheilanthes vellea (Aiton) F. Muell. (1866), Acrostichum velleum Aiton (1789), Cheilanthes catanensis (Cosent.) H.P. Fuchs (1961), Notholaena lanuginosasubsp. bivalens Reichst., Notholaena lanuginosa (Desf.) Desv. ex Poir. (1816), Acrostichum lanuginosum Desf., Cosentinia vellea subsp. bivalens (Rchb.) Rivas Mart. & Salvo, Cheilanthes vellea subsp. bivalens (Reichst.) Greuter & Jermy (1984), Notholaena vellea var. denticulata Colmeiro, Notholaena vellea var. longifolia Willk.

De botanische naam Cosentinia is waarschijnlijk een eerbetoon aan Ferdinando Cosentini (1769–1840), een Siciliaans botanicus.

Kenmerken

Cosentinia vellea is een kleine varen met een korte, kruipende rizoom en in bundels geplaatste bladen met een korte bladsteel, een ovale tot lancetvormige bladschijf, dubbel geveerd, met ovale tot halfronde, gaafrandige tot diep gelobde deelblaadjes, aan beide zijden dicht bezet met wollige of viltige multicellulaire haren, die aanvankelijk wit zijn maar bij ouderdom roestkleurig bruin worden.

De sporenhoopjes staan langs de onderkant aan de rand van de bladslipjes en worden beschermd door de dichte, wollige beharing.

Habitat en verspreiding

Cosentinia vellea is een lithofytische varen die een voorkeur heeft voor warme en zonnige plaatsen in kwartsietgesteente of in vulkanische as. Bij extreme droogte gaat de plant in aestivatie, waarbij hij zijn bladen oprolt tot een harige bal en zo de herfstregens afwacht.

Hij komt voor in het Middellandse Zeegebied (onder andere in Spanje, de Balearen en Corsica), Zuidwest-Azië tot aan de Himalaya en in Macaronesië, de eilandengroep die de Canarische Eilanden, Madeira, de Azoren en de Kaapverdische Eilanden omvat.