Essenbronbos

Een goudveil-essenbos, essenbronbos (Carici remotae-Fraxinetum), ook wel elzenbronbos (Chrysosplenio oppositifolii-Alnetum) genoemd, is een associatie uit het het verbond van els en gewone vogelkers (Alno-Padion). Het wordt onder andere gekenmerkt door een elzen- en essenrijk bos met een goed ontwikkelde kruidlaag in brongebieden met uittredend zuurstof- en basenrijk water.

Goudveil-essenbos
Goudveil-essenbos met ondergroei van verspreidbladig goudveil
Goudveil-essenbos met ondergroei van verspreidbladig goudveil
Syntaxonomische indeling
Klasse:Querco-Fagetea
(klasse van eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond)
Orde:Fagetalia sylvaticae
(orde van eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond)
Verbond:Alno-Padion
(verbond van els en gewone vogelkers)
Onderverbond:Circaeo-Alnenion
Associatie
Carici remotae-Fraxinetum
W.Koch ex Faber 1926

Naamgeving en codering

  • Synoniemen: Chrysosplenio oppositifolii-Alnetum, Carici remotae-Fraxinetum, Equiseto telmateiae-Fraxinetum
  • Nederlands: Elzenbronbos, essenbronbos, goudveil-essenbos, bron- of beek-essenbos, elzen-essenbos van bronnen en bronbeken
  • Engels: Sedge ash-alder woods, Fontinal ash-alder woods, Great horsetail ash-alder woods
  • Syntaxoncode voor Nederland (rVvN): r46Aa04
  • BWK-karteringseenheid: Bronbos (vc)

De wetenschappelijke naam Chrysosplenio oppositifolii-Alnetum is afgeleid van de botanische namen van twee kensoorten, het paarbladig goudveil (Chrysosplenium oppositifolium) en de zwarte els (Alnus glutinosa).Carica remotae-Fraxinetum slaat eveneens op twee kensoorten, de ijle zegge (Carex remota) en de gewone es (Fraxinus excelsior).

Fysiognomie

Bronbossen vormen het eindpunt van de natuurlijke successie in brongebieden; zij vormen een climaxvegetatie. Ze vormen meestal kleine vlekken en linten in de omringende bossen, soms zo klein dat ze gemakkelijk over het hoofd worden gezien.

Door de relatief natte en slappe bodem waaien bomen in een brongebied sneller om, waardoor er meer licht op de bodem valt en er continue verjonging plaatsvindt.

De boomlaag is hoog opgaand, tot 20 m. Ze is goed ontwikkeld maar soortenarm. Zwarte els en gewone es zijn dominant, enkele andere soorten komen sporadisch voor en dan vooral aan de rand van het brongebied. De struiklaag is in het algemeen slechts matig ontwikkeld en eveneens soortenarm.

De kruidlaag daarentegen is goed ontwikkeld, met een duidelijke periodiciteit: opvallend veel lentebloeiers die vroeg in het voorjaar profiteren van het (in verhouding) warme bronwater en zorgen voor groene vlekken zodra de sneeuw verdwenen is.

De moslaag is meestal eveneens goed ontwikkeld en bevat naast bladmossen eveneens levermossen.

Vaak grenst een essenbronbos aan het drogere parelgras-beukenbos. Zo'n grensgebied wordt gekenmerkt door een overgangszone met toevoeging van daslook, eenbloemig parelgras, gele dovenetel, bosgierstgras, bosanemoon, gevlekte aronskelk en boszegge aan de kruidlaag.

Ecologie

Essenbronbossen komen meestal slechts voor als zeer kleine bosfragmentjes rond brongebieden en langs de oevers van de bovenlopen van beken. De bodem is er nat tot zeer nat, maar er is geen stilstaand water. Het water is bovendien koud, gelijkmatig van temperatuur en zuurstofrijk. Dikwijls is het water kalkrijk. Verder is de bodem meestal veen- en kleihoudend. Organisch materiaal wordt er snel gemineraliseerd.

Alhoewel essenbronbos en elzenbronbos in het algemeen als synoniemen worden beschouwd, zijn er vegetatiekundigen die een onderscheid tussen beide maken op basis van de bodemsamenstelling. Essenbronbossen zouden daarbij voornamelijk voorkomen op leemrijke bodems en elzenbronbossen op leemarme, zandige bodems.

Verspreiding

Essenbronbossen zijn beperkt tot de Atlantische provincie, van Noordwest-Spanje over West-, Noord- en Midden-Europa tot in de Baltische landen.

Door het specifieke en zeer beperkte habitat, de afhankelijkheid van zuiver water en de relatieve kwetsbaarheid voor allerlei vormen van menselijke activiteit is dit een van de zeldzaamste plantengemeenschappen in Europa.

Nederland

De meest intacte bosgemeenschappen die dit bostype in Nederland vertegenwoordigen, vindt men in het Bunderbos, gelegen tussen Elsloo en Meerssen in Zuid-Limburg. Bij het Gelderse Ubbergen ligt het bos Kastanjedal, dat beschouwd mag worden als een parkachtig relict van dit bostype en het Refter bronnenbos, welke in augustus 1984 als natuurmonument is benoemd.

Vlaanderen

Essenbronbossen zijn in Vlaanderen beperkt tot de Leemstreek. Het is onder ander te vinden in het Meerdaalwoud en het Zoet Water te Leuven, het Hallerbos in Halle en het Zoniënwoud bij Brussel.

Diagnostische taxa voor Nederland en Vlaanderen

In de onderstaande tabel staan de belangrijkste diagnostische plantentaxa voor de associatie voor Nederland en Vlaanderen.

Zwarte els
Gewone es
Hazelaar
Boswederik
Bosereprijs
Reuzenpaardenstaart
Verspreidbladig goudveil
Hangende zegge
Moerasspirea
Paarbladig goudveil
Wijfjesvaren
Boomlaag
KentaxonDiff.soortPresentieTriviale naamBotanische naamOpmerking
kK> 70%gewone esFraxinus excelsior
> 80%zwarte elsAlnus glutinosa
> 30%gewone esdoornAcer pseudoplatanus
> 20%zomereikQuercus robur
Struiklaag
KensoortDiff.soortPresentieTriviale naamBotanische naamOpmerking
kV> 20%gewone vogelkersPrunus padus
kK> 10%aalbesRibes rubrum
> 50%hazelaarCorylus avellana
> 20%Gelderse roosViburnum opulus
> 20%wilde lijsterbesSorbus aucuparia
> 20%grauwe wilgSalix cinerea
Kruidlaag
KentaxonDiff.soortPresentieTriviale naamBotanische naamOpmerking
kA> 50%boswederikLysimachia nemorum
kA> 30%bosereprijsVeronica montana
kA> 20%reuzenpaardenstaartEquisetum telmateia
kA> 20%verspreidbladig goudveilChrysosplenium alternifolium
kA> 10%hangende zeggeCarex pendula
kA> 10%slanke zeggeCarex strigosa
kV> 40%bloedzuringRumex sanguineus
kV> 20%reuzenzwenkgrasFestuca gigantea
kV> 10%dagkoekoeksbloemSilene dioica
kK> 50%groot heksenkruidCircaea lutetiana
kK> 40%bosanemoonAnemone nemorosa
kK> 40%gewoon speenkruidFicaria verna
kK> 30%bosandoornStachys sylvatica
kK> 30%kruipend zenegroenAjuga reptans
kK> 20%klimopHedera helix
kK> 20%gevlekte aronskelkArum maculatum
kK> 10%gewone salomonszegelPolygonatum multiflorum
kK> 10%knopig helmkruidScropularia nodosa
> 70%moerasspireaFilipendula ulmaria
> 70%grote brandnetelUrtica dioica
> 70%paarbladig goudveilChrysosplenium oppositifolium
> 60%wijfjesvarenAthyrium filix-femina
> 60%ijle zeggeCarex remota
> 60%gele dovenetelLamiastrum galeobdolon
> 50%kruipende boterbloemRanunculus repens
> 50%gewone braamRubus fruticosus
> 50%bittere veldkersCardamine amara
> 50%gewone engelwortelAngelica sylvestris
> 40%pinksterbloemCardamine pratensis
> 40%ruw beemdgrasPoa trivialis
> 40%groot springzaadImpatiens noli-tangere
> 40%kleefkruidGalium aparine
> 30%witte klaverzuringOxalis acetosella
> 30%slanke sleutelbloemPrimula elatior
> 30%gewone dotterbloemCaltha palustris
> 30%robertskruidGeranium robertianum
> 30%echte valeriaanValeriana officinalis
> 30%grote wederikLysimachia vulgaris
> 30%hopHumulus lupullus
> 30%kale jonkerCirsium palustre
> 30%ruwe smeleDeschampsia cespitosa
> 20%bosgierstgrasMilium effusum
> 20%moeraswalstroGalium palustre
> 20%muskuskruidAdoxa moschatellina
> 20%hondsdrafGlechoma hederacea
> 20%lidrusEquisetum palustre
> 20%moerasstreepzaadCrepis paludosa
> 20%geel nagelkruidGeum urbanum
> 20%grote kattenstaartLythrum salicaria
> 20%moeraszeggeCarex acutiformis
> 20%bitterzoetSolanum dulcamara
> 20%koninginnekruidEupatorium cannabinum
> 20%watermuntMentha aquatica
> 20%eenbesParis quadrifolia
> 20%gewone hennepnetelGaleopsis tetrahit
> 20%framboosRubus idaeus
Beekdikkopmos
Moslaag
KentaxonDiff.soortPresentieTriviale naamBotanische naamOpmerking
kA> 20%beekdikkopmosBrachythecium rivulare
kK> 50%gerimpeld boogsterremosPlagiomnium undulatum
kK> 10%geplooid snavelmosEurynchium striatum
> 60%fijn laddermosKindbergia praelonga
> 50%gewoon sterrenmosMnium hornum
> 40%gewoon dikkopmosBrachythecium rutabulum
> 20%gewoon plakkaatmosPellia epiphylla
> 20%gewoon kantmosLophocolea bidentata
> 20%groot rimpelmosAtrichum undulatum
> 10%rond boogsterrenmosPlagiomnium affine

Fauna

Door de rijkdom aan basen- en zuurstofrijke kwel, is het aandeel amfibieënsoorten dat dit bostype bevolkt relatief hoog. Vuursalamander, alpenwatersalamander, kleine watersalamander, gewone pad en bruine kikker behoren in Nederland tot de kenmerkende soorten van dit bostype.

In Duitse en Poolse bossen bewoont de Europese moerasschildpad de boomrijke kwelmoerassen. In Nederland komen de hazelworm en de ringslang aan de struweelrijke randen van het Essenbronbos voor. De ringslang is daarbij direct afhankelijk van de hooilanden die vaak grenzen aan dit bostype. Daar jagen ze hoofdzakelijk op poelkikker en bruine kikker.

De avifauna van het essenbronbos is tamelijk arm en weinig representatief. IJsvogel en waterspreeuw behoren tot de kenmerkende soorten van de beekrijke zones van dit bostype. Nachtegaal, zanglijster, kleine- en middelste bonte specht, buizerd, winterkoninkje, sperwer en af en toe een wielewaal behoren tot de vaste gebruikers.

Ree, vos, konijn, steenmarter en met name de das behoren tot de typerende grotere landzoogdiersoorten van dit bostype in Nederland. In Duitse en Poolse bossen behoren verder lynx, wolf, wilde kat, edelhert, eland, wild zwijn, Europese otter, boommarter, Europese nerts en bever tot de typerende grote landzoogdieren van het Essenbronbos.

Het aantal soorten kleine landzoogdieren is tamelijk laag. Typerend zijn konijn, egel, woelrat, rosse woelmuis, aardmuis en vrijwel alle spitsmuissoorten. Dit bostype is verder rijk aan vleermuizen.

Geologie

In dit bostype vindt bij kalkhoudende bronnen vaak vorming van travertijn (brongesteentevorming) plaats, in de zones waar de kwel door de kiezelpakketten naar boven komt en kalk afzet.

Biologische Waarderingskaart

In de Biologische Waarderingskaart (BWK) van Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest staat deze associatie bekend als bronbos (vc).

Het komt voor als lijnvormig element langsheen bronbeken in de vorm van een houtkant, of zelden als vlakvormig element van enkele vierkante meters tot enkele honderden vierkante meters.

Het bronbos staat gewaardeerd als 'Biologisch zeer waardevol'.

Bedreiging en bescherming

Het voortbestaan van een bronbos is in hoge mate afhankelijk van de continue aanvoer van koud en zuiver water. De belangrijkste bedreigingen zijn dus de aantasting van de waterkwantiteit en/of -kwaliteit. Verdroging, door het oppompen of afleiden van bronwater voor drinkwaterwinning of landbouw, is nefast voor deze gemeenschap. Overbemesting en vervuiling zorgen ervoor dat de zeldzame planten verdrongen worden door meer algemene soorten die op voedselrijkdom zijn gericht, zoals brandnetels.

Een derde belangrijke bedreiging is de toenemende recreatie in bosgebieden, die voor dergelijke kleine gemeenschappen op een kwetsbare moerassige bodem eveneens funest is.