Grote schorseneer

soort uit het geslacht schorseneer

De grote schorseneer (Scorzonera hispanica) is een plant uit de composietenfamilie (Asteraceae), waarvan de langwerpige, donkere wortels ("schorseneren") als groente gegeten worden. Ze wordt ook keukenmeidenverdriet, huisvrouwenleed, winterasperge, armeluisasperge of winterstaaf genoemd.

Grote schorseneer
Grote schorseneer
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae, planten
Stam:Embryophyta, landplanten
Klasse:Spermatopsida, zaadplanten
Clade:bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Campanuliden
Orde:Asterales
Familie:Asteraceae, composietenfamilie
Onderfamilie:Cichorioideae
Geslachtengroep:Cichorieae
Subtribus:Scorzonerinae
Geslacht:Scorzonera, Schorseneer
Soort
Scorzonera hispanica
L. (1753)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Grote schorseneer op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon  Biologie

Het is een tweejarige plant. In het eerste jaar wordt er een bladrozet en een vlezige penwortel gevormd. De plant bloeit in het tweede jaar na zaaien met citroengele bloemen. Schorseneren zijn een typische wintergroente, met de grootste aanvoer in februari.

Namen

Het Nederlandse woord "Schorseneren" komt via het Franse scorsonère van het Spaanse escorzonera. De oorsprong van het Spaanse woord is onduidelijk. Mogelijk is het afkomstig uit het Catalaans escurçonera, afgeleid van escurçó (adder), omdat het sap als tegengif tegen adderbeten werd gebruikt.[1] Een andere verklaring is dat het van scorzo nera ("zwarte schors") komt.[2] De in Holland af en toe gebruikte naam "nero" is waarschijnlijk een verkorting van schorseneer.[3]

De bijnamen "keukenmeidenverdriet" en "huisvrouwenleed" komen door het feit dat bij het schillen van schorseneren een kleverig melksap vrijkomt. Hierdoor krijgt men vieze handen en ontstaan donkere plekken op kledij en keukengerief, die moeilijk te verwijderen zijn.[2] Doordat schorseneren een (vroeger) goedkope wintergroente zijn, die qua smaak aan asperges doen denken, worden ze ook "winterasperges", of "armeluisasperges" genoemd.

In het Lierse dialect worden schorseneren ook wel "protstokken" genoemd.[4] Ze staan er namelijk omwille van hun hoge gehalte aan voedingsvezels om bekend flatulentie uit te lokken.

Schorseneren worden ook wel eens per abuis "haverwortel" genoemd. Dit is echter eigenlijk een naam voor de paarse morgenster, ook wel "kleine schorseneer" genoemd, een aan de grote schorseneer verwant gewas, dat vroeger op een vergelijkbare manier als schorseneren geteeld werd.[3]

Geschiedenis

Omdat schorseneren niet zo vaak gegeten worden, is over hun geschiedenis niet veel bekend.[3]

Schorseneren komen oorspronkelijk uit Zuid-Europa. Meestal wordt Spanje vermoed, waar de plant wild vrij algemeen voorkomt; vandaar ook de soortnaam hispanica.[3] Ze werd lange tijd enkel voor medicinale doelen geteeld; ze zouden onder andere helpen bij wondkoorts,[2] adderbeten en pest. Pas rond 1700 begon men de wortel als groente te gebruiken. Daarna breidde de teelt zich vrij rap over heel Europa uit.[5] Er is begin 20ste eeuw geprobeerd de bladeren van de schorseneeer als voedsel voor zijderupsen te gebruiken als alternatief voor moerbijboombladeren maar de zijde was van onvoldoende kwaliteit.[3]

Drs. P heeft deze groente in de jaren tachtig bekendgemaakt door zijn absurdistische lied Knolraap en lof, schorseneren en prei.

Teelt

Veld schorseneren

Schorseneren worden tegenwoordig hoofdzakelijk in België, Frankrijk en Nederland geteeld.[5]

Schorseneren worden op zandgrond ter plaatse gezaaid tussen maart en half april. Bij te vroeg zaaien kunnen de planten gaan bloeien, maar de wortels blijven wel eetbaar. De afstand tussen de rijen is 25-30 cm en in de rij 5-6 cm. De oogst begint vanaf begin september. De wortels zijn winterhard en kunnen de gehele winter, zolang de grond niet bevroren is, worden geoogst. De wortels kunnen tot 60 cm lang worden. Voor de oogst met de hand wordt er met een ploeg langs de wortels een diepe sleuf gegraven, waarna ze uit de grond kunnen worden gehaald.

Schorseneren kunnen aangetast worden door de schimmels echte meeldauw of wit (Erysiphe cichoracearum) en witte roest (Albugo tragopogonis).

Bereiding

Gekookte schorseneren

De wortel van de grote schorseneer wordt als groente gegeten. Ze heeft een "romige, aardse smaak", die "naar iets tussen asperge, artisjok en bloemkool zweemt".[2]

Voordat ze gegeten kunnen worden, moet de schil van de schorseneren verwijderd worden. De geschilde schorseneren worden hierbij meestal in water met een scheut azijn, citroensap of melk gedaan, om te verhinderen dat ze verkleuren. Een andere mogelijkheid is de schorseneren eerst twintig minuten te koken en daarna de schil eraf te schrappen.[2]

Schorseneren worden na het schillen meestal in stukjes gesneden en gekookt, vaak wederom in water met een scheut melk of azijn, zodat ze wit blijven.[2] Vaak worden ze zoals asperges met een bechamelsaus gegeten. Ze kunnen echter ook rauw gegeten worden, bijvoorbeeld geraspt als salade.[5]

Rassen

  • Lange Jan
  • Triplex of Géante de Russie'
  • Verbeterde Reuzen Nietschieters

Voedingswaarde

Schorseneren gelden als zeer voedzaam. Ze bevatten veel kalium, ijzer, foliumzuur en vitamine B1 en E.[6]

gemiddelde voedingswaarde van 100g gekookte schorseneer[7]
Energetische waarde284 kJ (68 kcal)
Koolhydraten15,36 gram
Suiker2,9 gram
Eiwit2,73 gram
Vet0,17 gram
Voedingsvezels3,1 gram
Vitamine C4,6 mg
Vitamine B10,056 mg
Vitamine B20,173 mg
Vitamine B30,392 mg
Vitamine B50,276 mg
Vitamine B60,218 mg
Foliumzuur15 µg
Vitamine A0 gram
Vitamine E0,19 mg
Vitamine D0 gram
Vitamine K0,3 µg
Natrium16 mg
Kalium283 mg
Calcium47 mg
Magnesium18 mg
IJzer0,55 mg
Zink0,3 mg
Koper0,07 mg
Fosfor56 mg
Mangaan0,21 mg
Seleen0,6 µg

Voetnoten

Externe link

Zie de categorie Scorzonera hispanica van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.