Japanse pruim

soort uit het geslacht prunus

De Japanse pruim (Prunus salicina, synoniem: Prunus triflora) is een plant uit de rozenfamilie (Rosaceae). Van veel rassen worden de vruchten gegeten. De Japanse pruim komt van nature voor in China op 200 tot 2600 meter hoogte in de provincies Anhui, Fujian, Gansu, Guangdong, Guangxi, Guizhou, Hebei, Heilongjiang, Henan, Hubei, Hunan, Jiangsu, Jiangxi, Jilin, Liaoning, Ningxia, Shaanxi, Shandong, Shanxi, Sichuan, Yunnan, Zhejiang en op het eiland Taiwan. Via Japan is de pruim verspreid over de wereld, vandaar de naam. De teelt van rassen vindt nu plaats in Korea, Japan, de Verenigde Staten en Australië en op bescheiden schaal in Europa. De teelt van de Japanse pruim in de wereld is groter dan die van de pruim (Prunus domestica). Japanse pruimen, met name 'Golden Japan', werden vroeger in Nederland onder glas geteeld. De Japanse pruim bloeit namelijk erg vroeg in het seizoen, waardoor er onder Nederlandse omstandigheden grote kans bestaat op nachtvorstschade. Het aantal chromosomen is 2n = 16.[1]

Japanse pruim
Japanse pruim
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'Nieuwe' tweezaadlobbigen
Clade:Fabiden
Orde:Rosales
Familie:Rosaceae (Rozenfamilie)
Geslacht:Prunus
Soort
Prunus salicina
Lindl. (1830)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Japanse pruim op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon  Biologie

De boom kan 9 - 12 m hoog worden. De schors, bladsteel, bloemsteel en bloembeker zijn kaal of pluizig behaard. De takken zijn paars-roodachtig bruin en de twijgen geelachtig rood. De paarse winterknoppen zijn meestal kaal of soms behaard aan de randen van de knopschubben. Het smal-elliptische of lang-omgekeerd-eivormige, dubbelgekartelde blad is 6 - 8 cm lang en 2,5 - 5 cm breed. De bladvoet is wigvormig. De bladsteel is 1 - 2 cm lang en heeft twee nectarklieren. De bladbovenzijde is glanzend donkergroen. De lijnvormige steunblaadjes hebben aan de randen klieren.

De witte, lang-omgekeerd-eivormige vijftallige bloemen zitten met hun drieën bij elkaar. De bloemsteel is 1 - 1,5 cm lang en de bloemkroon is 1,5 - 2,2 cm groot. De vijf groene, kale, lang-eivormige kelkbladen zijn ongeveer 5 mm lang en hebben een gezaagde bladrand. Het vruchtbeginsel is bovenstandig. De stempel is schijfvormig.

De ronde, eivormige of conische vrucht van de wilde soort is een 4 - 5 cm grote steenvrucht, die van rassen zijn tot 7 cm groot. De wilde soort heeft gele tot rode vruchten. Er zijn rassen met blauwe vruchten en geelroze vruchtvlees. De eivormige tot langwerpige pit is gerimpeld.

Hybriden

Enkele bestaande hybriden:

Externe link